Skip to main content

School

Saskia komt steeds vaker te laat op school. Ze is altijd moe en heeft geen zin om met haar klasgenootjes te spelen. Haar huiswerk heeft ze vaak niet af of is ze vergeten mee te nemen. Ze trekt zich terug en verstopt haar gezicht het liefst achter dikke sjaals. Als docent maak je je zorgen om Saskia!

Hoe kun jij het verschil maken?

1. Praat met het kind

Om erachter te komen wat er aan de hand is, kun je een praatje maken met Saskia. Vertel haar heel open wat jou opvalt en vraag haar of er iets aan de hand is. Je kunt bijvoorbeeld vragen: ‘Ik merk dat je de laatste tijd vaak te laat komt en niet zoveel zin hebt om met je klasgenoten te spelen. Is er iets aan de hand?’

Hieronder vind je een aantal belangrijke aandachtspunten die je kunnen helpen om het gesprek met een kind zoals Saskia aan te gaan.

  • Stel open vragen. Dit zijn vragen die je niet met alleen ‘ja’ of ‘nee’ kunt beantwoorden en die vaak beginnen met ‘wie’, ‘wat’, ‘waar’, ‘wanneer’, ‘waarom’ of ‘hoe’.
  • Geef alleen aan wat jou opvalt, zonder daarover te oordelen.
  • Luister goed, toon interesse en vraag door.
  • Wees transparant: zeg wat je doet en doe wat je zegt.
  • Focus je niet alleen op wat er niet goed gaat, maar benoem juist ook wat er wel goed gaat.
  • Vermoed je dat er problemen thuis zijn? Laat je dan nooit negatief uit over de ouders! Kinderen zijn trouw aan hun ouders en zullen hen meestal verdedigen. Iets negatiefs zeggen over de ouders is meestal dan ook niet bevorderlijk voor jouw relatie met het kind.

Een aantal voorbeeldvragen die je aan een kind zoals Saskia kunt stellen:

  • Het valt me op dat je de laatste tijd ….. Is er iets aan de hand?
  • Wat kan ik voor je doen?
  • Hoe is het thuis?
  • Met wie spreek jij af na school en waar spelen jullie dan? Waarom daar?
  • Hoe ziet jouw dag eruit?
  • Met wie kun je praten over de situatie thuis?

2. Praat met de ouder

Wil Saskia niet praten of lijkt het je (na het gesprek met Saskia) beter om even met haar ouders te praten? Dan kun je ook hen heel open vertellen wat je opvalt en vragen of er iets aan de hand is. Je kunt bijvoorbeeld vragen: ‘Het valt mij op dat Saskia de laatste tijd vaak te laat komt en weinig zin heeft om met haar klasgenootjes te spelen. Is er iets aan de hand?’

Hieronder vind je een aantal belangrijke aandachtspunten die je kunnen helpen om het gesprek met ouders zoals die van Saskia aan te gaan.

  • De bemoeienis van derden luistert nauw. Ouders voelen opmerkingen over een kinderen of de opvoeding al snel als een aanval. Ze willen wel een tip, maar geen preek.
  • Stel open vragen over ouderschap en de kinderen, zonder oordeel.
  • Wees transparant: zeg wat je doet en doe wat je zegt.
  • Bespreek wat er wel goed gaat en benadruk hoe positief dit is.
  • Steun de ouders, maar laat de verantwoordelijkheid bij hen.

Een aantal voorbeeldvragen die je aan ouders zoals die van Saskia kunt stellen:

  • Het valt me op dat… Is er iets aan de hand?
  • Maakt u zich zorgen over de kinderen?
  • Het opvoeden van kinderen is best lastig. Vooral wanneer een ouder zich niet goed voelt of veel stress heeft. Hoe is dat voor u?
  • Wat vindt u de moeilijkste momenten met de kinderen of in de opvoeding?
  • Als u zich niet lekker voelt, van wie heeft u dan steun bij de zorg voor de kinderen?

3. Maak zelf het verschil

De ontwikkeling van een kind wordt in sterke mate bepaald door de omstandigheden waarin het opgroeit. Als docent kun je veel betekenen voor een kind! Je hoeft het probleem niet op te lossen. Je maakt al een verschil voor Saskia door haar extra aandacht te geven en er voor haar te zijn. Oprechte aandacht van volwassenen vergroot de veerkracht van kinderen en vermindert (effecten van) stress. Denk eens aan onderstaande kleine gebaren:

  • Geef complimenten en persoonlijke aandacht aan het kind bijv. complimentjes over wat ze aan hebben of wat goed gaat. Dat geeft het kind het gevoel dat hij/zij er mag zijn, ertoe doet en deel uitmaakt van een groter geheel.
  • Maak gebruik van waar een kind goed in is: laat het kind iets voordoen of helpen.
  • Geef eens wat extra aandacht in de vorm van bijvoorbeeld een luisterend oor, een schouderklopje of knipoog.
  • Help ouders om in hun eigen woorden, op het niveau van hun kind, uit te leggen wat er aan de hand is.
  • Stimuleer het hebben van vertrouwenspersonen voor kinderen.
  • Onderzoek samen hoe de kinderen en/of ouders ontlast kunnen worden. Wie in de directe omgeving van het gezin kan een vertrouwenspersoon zijn voor de kinderen? Bij wie mag het kind na schooltijd spelen? Vragen die ouders kunnen helpen om te bedenken wie sociale steun zou kunnen bieden zijn bijvoorbeeld: welke mensen om jullie heen vinden het belangrijk dat het goed gaat met jullie kind? Bij wie kun je terecht voor praktische hulp, troost en steun? Hoe zou je deze persoon kunnen vragen om je hierbij te helpen?

4. Help verwijzen

  • Merk je dat er veel problemen zijn en dat je er samen met Saskia en haar ouders niet uitkomt, stimuleer hen dan om meer hulp te zoeken. Bespreek je zorgen met een collega, interne begeleider, jeugd- en gezinswerker van het CJG of zorgoverleg en kijk wat er vanuit school mogelijk is aan ondersteuning.
  • Wanneer er veel problemen zijn, stimuleer ouders en/of kinderen dan om meer (professionele) hulp te accepteren. Onder het kopje ‘Organisaties’ lees je welke hulp de diverse organisaties aan Saskia en haar ouders kunnen bieden.
  • Bestaan er veel zorgen over een gezin of accepteren de ouders geen (of onvoldoende) hulp, dan treedt de Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld van de eigen organisatie in werking.
  • Het is belangrijk dat jij er voor Saskia blijft in de rol die jij hebt, als haar docent. Wil je als docent zelf advies over de situatie, neem dan ook contact op met een van de organisaties.

 

Steun door school

Als school kun je een hele belangrijke rol hebben in het bieden van steun aan kinderen met zorgen thuis. Kijk maar eens in het filmpje hieronder hoe deze lerares dat doet (film door Beeldvang).

Soms is een knuffel alles wat er
nodig is om iemand te helpen!