1. Praat met het kind
Om erachter te komen wat er aan de hand is, kun je een praatje maken met Emma. Vertel haar heel open wat jou opvalt en vraag haar of er iets aan de hand is. Je kunt bijvoorbeeld vragen: ‘Ik merk dat je de laatste tijd veel blauwe plekken hebt en erg fel reageert op mijn vragen. Is er iets aan de hand?’
Hieronder vind je een aantal belangrijke aandachtspunten die je kunnen helpen om het gesprek met een kind zoals Emma aan te gaan.
- Stel open vragen. Dit zijn vragen die je niet met alleen ‘ja’ of ‘nee’ kunt beantwoorden en die vaak beginnen met ‘wie’, ‘wat’, ‘waar’, ‘wanneer’, ‘waarom’ of ‘hoe’.
- Geef alleen aan wat jou opvalt, zonder daarover te oordelen.
- Luister goed, toon interesse en vraag door.
- Wees transparant: zeg wat je doet en doe wat je zegt.
- Focus je niet alleen op wat er niet goed gaat, maar benoem juist ook wat er wel goed gaat.
- Vermoed je dat er problemen thuis zijn? Laat je dan nooit negatief uit over de ouders! Kinderen zijn trouw aan hun ouders en zullen hen meestal verdedigen. Iets negatiefs zeggen over de ouders is meestal dan ook niet bevorderlijk voor jouw relatie met het kind.
Een aantal voorbeeldvragen die je aan een kind zoals Emma kunt stellen:
- Het valt me op dat …. Is er iets aan de hand?
- Wat kan ik voor je doen?
- Hoe is het thuis?
- Wanneer merk jij dat het niet goed gaat thuis?
- Hoe ziet jouw dag eruit?
- Ik hoor vaak dat kinderen hun ouders proberen te helpen als het niet goed gaat. Hoe doe jij dat?
- Met wie je kun je praten over de situatie thuis?